Page 20 - Code VVR 2017-2018
P. 20
Begrippen, stellingen en definities Deel 1 – De Code VVR Zo’n gordel moet technisch gezien dan wel voldoen aan de Europese richtlijn 77/541/EEG. Bij afwijkende lichaamshoudingen dient de gordel tevens rekening te houden met de lichamelijke beperkingen. Een verklaring (certificaat) of een voorschrift van een ter zake deskundige omtrent de juiste vormgeving is dan noodzakelijk om de chauffeur te vrijwaren van zijn aansprakelijkheid bij een mogelijk onjuist eigen oordeel over de uitvoering van een speciale veiligheidsgordel. 2.15 Typering van rolstoelen naar hun vervoerbaarheid (Zie ook de toelichting in bijlage B.4) De uitvoeringsvormen van rolstoelen kunnen sterk verschillen. Daardoor verschilt ook de vervoerbaarheid. Een onderverdeling van de rolstoelen naar hun vervoerbaarheid biedt daarom een methode om hierin eenvoudig onderscheid te maken. In de Code VVR worden in beginsel de volgende typen rolstoelen onderscheiden: a. Veilig vervoerbaar Een rolstoel wordt als veilig vervoerbaar beschouwd als deze aantoonbaar voldoet aan de NEN-ISO 7176-19 norm. Een volgens de NEN-ISO 7176-19 goedgekeurde rolstoel is herkenbaar aan de duidelijke, door een haaksymbool gemarkeerde aangrijpingspunten voor de bevestiging van het vastzetsysteem. De rolstoel kan dan in “de standaarduitvoering” vastgezet worden aan een rolstoelinzittenden beveiligingssysteem (RIBS) dat voldoet aan de norm NEN- ISO 10542, deel 1 en het van toepassing zijnde specifieke deel (2 t/m 5). De rolstoelfabrikant kan door middel van een testrapport van een geaccrediteerd testinstituut aantonen dat het product aan de NEN-ISO 7176, deel 19 norm voldoet. Haaksymbool Het aanbod van (getest) “veilig vervoerbare” rolstoelen groeit gestaag. Veel NEN-ISO 7176-19 rolstoelfabrikanten werken aan aanpassing van hun producten op dit punt. b. Vastzetbaar Een rolstoel wordt als “vastzetbaar” beschouwd als deze met gangbare of speciale rolstoelinzittenden beveiligingssystemen (Ribs’en) correct kan worden vastgezet, maar niet aangetoond kan worden dat die rolstoel getest is conform de eisen uit de NEN-ISO 7176-19 norm. In de rolstoel moet wel de veiligheidsgordel op de juiste wijze gebruikt kunnen worden. Daarmee wordt bedoeld dat de constructie van de rolstoel een vrije gordelloop niet belemmert en de veiligheidsgordel goed kan aansluiten op het lichaam. Ook rolstoelen die wel aan de sterkte-eisen van de NEN-ISO 7176-19 norm voldoen, maar niet aan alle eisen daaruit, vallen onder dit begrip “vastzetbaar”. c. Niet of niet verantwoord vastzetbaar Een rolstoel wordt als niet -vastzetbaar beschouwd als gangbare of speciale vastzetsystemen er niet aan gekoppeld kunnen worden. Een rolstoel wordt als niet -verantwoord vastzetbaar beschouwd als er sprake is van zodanig bijzondere vormgeving of aanpassingen, dat er naar de mening van de leverancier, vervoerder of de chauffeur van het rolstoelvoertuig ernstige twijfel bestaat aan de veiligheid. Dat zijn bijvoorbeeld rolstoelen die wel aan het vastzetsysteem gekoppeld kunnen worden maar waarvan de frameopbouw onvoldoende mogelijkheden biedt om de rolstoel en de inzittende correct vast te zetten, dan wel de constructiedelen ervan extra risico op letsel geven. In de praktijk zijn dit bijvoorbeeld (een groot aantal) scootmobielen, sommige sportrolstoelen, sommige onderstellen met zitorthesen en rolstoelen die constructiedelen of aanpassingen bevatten die een vrije gordelloop in de weg staan waardoor de veiligheidsgordel niet de beschermende werking kan bieden of zelfs gevaarlijk is. 20 Uitgave 2017 / 2018 © Ing. A.W.Peters