Page 34 - Code VVR 2017-2018
P. 34
Richtlijnen Deel 1 – De Code VVR 7.1.4 Werkproces en planning Vooral bij het betaalde rolstoelvervoer is een juiste planning van de ritten van groot belang. Ten opzichte van het vervoeren van niet rolstoelgebonden cliënten zijn ook andere factoren van invloed op de tijd die nodig is om een rit te kunnen uitvoeren. Na ontvangst van de ritopdracht gaat de chauffeur na of hij over voldoende informatie beschikt voor uitvoering van rit. Hij signaleert eventuele problemen en geeft deze door aan de centrale dan wel de werkgever of opdrachtgever van de rit. 7.1.5 Handhaving en controle van de gedragsregels Het vervoeren van mensen met een handicap stelt hoge eisen aan de chauffeur en diens werkhouding. Chauffeurs die rijden in dienst of in opdracht van een (vervoers-)organisatie hebben zich te houden aan het bedrijfsbeleid. Dit beleid vraagt voor elke fase van een (taxi)rit om een specifieke vertaling in gedragsregels. Die gedragsregels hebben dan in de eerste plaats te maken met de handelingen die een chauffeur moet verrichten om een rolstoelgebruiker veilig te vervoeren. Denk daarbij aan het vastzetten van de rolstoel en de inzittende, en het toepassen van een aan rolstoelpassagiers aangepast rijgedrag. De regels hebben ook te maken met de opstelling en het gedrag van de chauffeur als hij wordt geconfronteerd met eisen en wensen van rolstoelgebruikers, die strijdig zijn met de veiligheidseisen. Veiligheid gaat boven alles. De chauffeur dient daarom: • Het bedrijfsbeleid te kennen en regels na te leven. • Knelpunten te signaleren en deze door te geven aan zijn werkgever of opdrachtgever. • Passagiers te informeren. • Naar klachten te luisteren en klanten zo nodig te wijzen op de klachtenprocedure. • Te weigeren om passagiers in een “niet of niet -verantwoord vastzetbare” rolstoel te vervoeren. 7.1.6 Kennis over (aantal) rolstoelpassagiers en rolstoeltypen • De chauffeur moet voorafgaand aan de rit weten welke passagiers met welke handicap vervoerd gaan worden. Op deze wijze kan hij zich goed instellen op een juiste uitvoering van de rit. • De chauffeur moet ook weten hoeveel rolstoelpassagiers (met mogelijke begeleiders of hulphond) hij gaat vervoeren. Hij kan dan bepalen of zijn voertuig daar qua ruimte voor geschikt is. 7.1.7 Ritvoorbereiding, voorrijden en ophalen Bij de ritvoorbereiding hoort ook het plannen van de geschikte route. Met name in het gehandicaptenvervoer hoeft niet altijd de kortste route gekozen te worden. Er moet ook zoveel mogelijk rekening gehouden worden met drempels, rotondes, slechte bestrating en dergelijke. Want slechte omstandigheden kunnen extra belastend zijn voor de passagiers. Belangrijke punten bij het voorrijden en ophalen: • De chauffeur houdt bij het parkeren van het voertuig rekening met de beperkingen en mogelijkheden van de rolstoelgebruiker en het overige verkeer. • De chauffeur overtuigt zich ervan dat hij de juiste cliënt meeneemt. Zeker bij ziekenhuizen of verzorgingshuizen komt het voor dat er meerdere mensen op een taxi wachten. Het is dan raadzaam dat de chauffeur zich meldt bij de receptie en controleert of hij de juiste persoon meeneemt. 7.1.8 Instappen/inrijden en vastzetten rolstoel Bij het instappen en verlaten van het voertuig blijft de chauffeur verantwoordelijk voor een correcte en veilige wijze van inladen, vastzetten en het uitrijden van de rolstoelgebruiker. • De chauffeur informeert de rolstoelgebruiker over alle handelingen die hij gaat uitvoeren. Bij het opduwen op een oprijplaat of oprijgoten let de chauffeur goed op de juiste wijze van duwen in verband met de eigen persoonlijke veiligheid en de veiligheid van de rolstoelgebruiker. Zie ook bijlage A.1.1 . 34 Uitgave 2017 / 2018 © Ing. A.W.Peters