Page 59 - Code VVR 2017-2018
P. 59
Deel 2 – Bijlagen bij De Code VVR Bijlage B: Beginselen en uitganspunten En tot slot is er een groep rolstoelen die sowieso niet als vervangende zitplaats kan dienen. Om hierin helderheid te brengen, is binnen de Code VVR een systematiek gebruikt waarmee alle voorkomende rolstoelen in drie abstracte begrippen ondergebracht zijn. Die begrippen zijn: • a: Veilig vervoerbare rolstoelen. • b: Vastzetbare rolstoelen. • c: Niet of niet verantwoord vastzetbare rolstoelen. Voor de juiste omschrijving van die begrippen wordt verwezen naar paragraaf 2.15, “Typering van rolstoelen naar hun vervoerbaarheid” en het bijbehorende schema. De onderlinge relatie tussen die begrippen is gebaseerd op een standaard denkwijze. Deze standaard denkwijze geldt overigens alleen voor de aanschaf van rolstoelen die (mede) bedoeld zijn om gebruikt te worden als vervangende zitplaats in een voertuig. Dit denkproces ziet er als volgt uit • In de keuzeprocessen voor de aanschaf van rolstoelen moet in de eerste plaats gezocht worden naar de “veilig vervoerbare rolstoelen”. Is een veilig vervoerbare rolstoel beschikbaar dan kan deze zonder meer gebruikt worden als vervangende zitplaats in een auto. • Wanneer er sprake is van een rolstoel die binnen de omschrijving van de “vastzetbare rolstoel” valt, is het in de eerste plaats noodzakelijk om na te gaan of vervanging van die rolstoel door een “veilig vervoerbare”rolstoel mogelijk is. Slechts wanneer blijkt dat die mogelijkheid niet bestaat, kan een “vastzetbare” rolstoel als vervangende zitplaats gebruikt worden. De extra risico’s door onzekerheid over de crashveiligheid zijn dan aanvaardbaar en kan vervoer (het gebruik als vervangende zitplaats) plaatsvinden. • Als sprake is van een “niet of niet verantwoord vastzetbare rolstoel”, is het gebruik van de rolstoel als vervangende zitplaats uit den boze. Voor de definitieve afwijzing van het gebruik als vervangende zitplaats (in dat geval dus niet vervoeren) moet echter nog wel nagegaan worden of aanpassing van de rolstoel of vervanging van de rolstoel kan leiden tot een rolstoel die wel in de eerste of de tweede categorie past. Bij het bepalen van de categorieïndeling van de rolstoelen spelen de fabrikanten van rolstoelen een prominente rol. Deze fabrikanten kunnen zorgdragen voor crashtesten. Zij worden daarbij overigens aangespoord door de Europese richtlijn 93/42 EG en de daaraan gerelateerde geharmoniseerde normen NEN-EN 12183 en NEN-EN 12184. Voor nadere informatie over de inhoud daarvan zie de bijlagen C.1.6 en C.2.3. Met consequente toepassing van deze systematiek blijkt dat vrijwel alle vraagstukken over welke rolstoelen wel of niet geschikt zijn als vervangende zitplaats in een voertuig, kunnen worden opgelost. Op verschillende plaatsen binnen de Code VVR wordt steeds naar deze systematiek verwezen. B.5 Problemen bij vastzetten van rolstoelen en gebruik van veiligheidsgordels B.5.0 Inleiding Hoewel de definitie uit hoofdstuk 2 goed hanteerbaar is, worden bij het bepalen van welke hulpmiddelen het predicaat rolstoel kunnen dragen, niet alle praktische problemen voorkomen. Zo kunnen er grote verschillen bestaan in de vastzetbaarheid van rolstoelen waaraan doelmatig bruikbare vastzetpunten ontbreken. Of de beschermende werking van veiligheidsgordels wordt teniet gedaan bij rolstoelen waarin de gebruikers niet “rechtop” kunnen zitten of misschien wel moeten liggen. Dat neemt niet weg dat vrijwel alle rolstoelen technisch zo ontworpen zijn of aangepast kunnen worden, dat deze wel aan de wettelijke eisen van het RVV, artikel 59 lid 4 en lid 7 kunnen voldoen. Dat betekent dat de wetgeving het vervoer van rolstoelgebruikers in ieder geval niet in de weg staat. Wel moet het besef er zijn dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid tijdens het vervoer een gedeelde verantwoordelijkheid is. Deze ligt niet alleen bij de vervoerder en zijn chauffeur. Verschillende posities worden hierna belicht. © Ing. A.W.Peters Uitgave 2017 / 2018 59