Page 52 - Code VVR 2017-2018
P. 52
Bijlage A: Praktijksituaties en werkmethoden Deel 2 – Bijlagen bij De Code VVR A.7.1 Standaard aanwezige driepuntsgordels De sterkste steunpunten in het menselijke lichaam zijn het bekken en het borstbeen. Daarom bestaan de gebruikelijke driepuntsgordels uit een combinatie van een heupband en een borstband. Mits goed aangebracht en afgesteld biedt dit type goede bescherming. Als de gordel daarentegen op verkeerde plaatsen het lichaam ondersteunt, kan deze ook ernstig letsel toebrengen. Belangrijk is het besef dat een veiligheidsgordel alleen dan goede bescherming biedt, als deze op de juiste wijze is aangebracht. Dat betekent (bij een rechtop zithouding): • De heupgordel moet strak over de bovenbenen lopen en goed aanliggen tegen het lichaam. • De uiteinden van de heupband moeten vanaf de heup schuin, in rechte lijn en onbelemmerd naar beneden aflopen, ongeveer onder een hoek van 45 . In de o praktijk is dit vanaf de zijkant gezien ongeveer langs de denkbeeldige kruising tussen rugleuning en zitting of iets lager. Niet hoger (!). • De borstband moet vanaf de sluiting, die zich direct naast de heup moet bevinden, over het midden van het borstbeen en het midden van de schouder naar een geleidingsoog of een vast punt boven schouderhoogte lopen. • Of gebruik gemaakt wordt van een losse heupband met een losse gekoppelde borstband, of van een ongedeelde band maakt geen verschil voor de mate van bescherming. Beide zijn gelijkwaardig. • De gebruikte gordelsluitingen moeten van het type zijn dat met een korte handbeweging “langs” de gordel te ontgrendelen is. Nonchalant omgaan met deze voorwaarden kan leiden tot (ernstig) lichamelijk letsel en is onverantwoord (!). De Nederlandse wetgever heeft de verantwoordelijkheid voor het juist aanbrengen van het vastzetsysteem en de veiligheidsgordel bij rolstoelinzittenden neergelegd bij de chauffeur. Het is daarom van het grootste belang dat chauffeurs daarvan ook doordrongen zijn. Wanneer rolstoelgebruikers niet mee (willen) werken aan het juiste veiligheidsgordelgebruik zal het vervoeren daarom geweigerd moeten worden !! A.7.2 Veiligheidsgordels die deel uitmaken van het vastzetsysteem Als het gebruik van de (standaard) aanwezige driepuntsgordels leidt tot onveilige situaties, is ook het gebruik van andere veiligheidsgordels toegestaan, mits die “deel uit maken” van (= een verbinding hebben met) het vastzetsysteem. In eerste aanleg lijkt het er op dat deze stellingname de spreekwoordelijke deur open zet voor het mogen toepassen van allerhande willekeurige veiligheidsgordelsystemen, maar dat is een misvatting. Het tegendeel is eerder waar. De (speciale) veiligheidsgordels die deel uitmaken van het vastzetsysteem moeten namelijk ook (!) voldoen aan de eisen die aan veiligheidsgordels in het algemeen worden gesteld. Het criterium daarvoor staat vermeld in RVV artikel 59 lid 7. Daarin staat dat “veiligheidsgordels slechts mogen worden gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan niet negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden”. Dit impliceert dat de gordels hoe dan ook moeten voldoen aan de Europese richtlijn 77/541/EEG en dat deze samen met het vastzetsysteem de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelinzittende moeten waarborgen (RVV artikel 59 lid 4). In praktische zin betekent het dat bij sommige oudere vastzetsystemen (bijvoorbeeld de veel gebruikte delta systemen met dwarsbeugel) extra spanbanden aan de voorkant van de rolstoel moeten worden aangebracht om voldoende stabiliteit te verkrijgen. Verder mag een heupgordel alleen als voldoende worden beschouwd als een borstband (schoudergordel) onmogelijk is. Een aanwezige driepuntsgordel als heupgordel gebruiken is niet toegestaan op grond van RVV artikel 59 lid 7. Tot slot zijn voor bijzondere situaties wel speciale individueel gemaakte gordels toegestaan (RVV artikel 59 lid 4b ). 52 Uitgave 2017 / 2018 © Ing. A.W.Peters
   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57